Begraven paters aan de Augustijnenlaan?

Dinsdag 13 februari 2018 meldde men een archeologische toevalsvondst bij het agentschap Onroerend Erfgoed. Bij werken op de hoek van de Fraikinstraat en de Augustijnenlaan was een bakstenen kelder geraakt. Door een kleine opening in de kelder zagen de werkmannen een skelet liggen. Geert Vynckier, archeoloog bij het agentschap Onroerend Erfgoed, kwam op donderdag 15 februari 2018 met een team ter plaatse en ook onze IOED volgde de ontdekking op de voet.
Vermoedelijk waren de arbeiders gestoten op resten van het voormalige Augustijnenklooster op deze plek. Het klooster heeft er gestaan tussen het begin van de 17e eeuw en 1798. Dan is het door een brand verwoest. Van dat klooster blijft vandaag alleen de infirmerie over, die sinds 1993 in gebruik is als stadsarchief. Natuurlijk stonden er ook wel eens gebouwen op deze plek voor en na die data. Verder onderzoek zal uitwijzen of de resten daadwerkelijk behoren tot het klooster en hoe ze in het verhaal van ‘185 jaar Augustijnen in Herentals’ passen.
Het archeologisch team onderzocht de locatie en koos ervoor – in overleg met de architect – om enkel op te graven wat rechtstreeks door de werken bedreigd is. Ten minste 9 grafkelders zaten nog ‘in situ’, maar mogelijk zitten er nog meer. Geert Vynckier borg met zijn team nog vijf skeletten uit kelders die door de bouw zullen verdwijnen. Om aan de onderste kelders te komen, moesten de werkmannen de bovenliggende kelders openbreken. Ook een archeologische opgraving vernield wat er oorspronkelijk zat, maar dan op een wetenschappelijk onderbouwde manier.
Bij de skeletten trof Geert geen andere vondsten meer aan. Hier en daar lag een nagel van de houten kist die vergaan is en in één graf lagen zelfs nog enkele houten planken van de kist zelf. Behalve de grafkelders registreerde het team ook enkele muren van het vermoedelijke klooster. De muren vertoonden sporen van ten minste twee en mogelijk zelfs drie bouwfasen.
De eigenaar van het terrein, AP/ART architecten en de aannemer doorliepen correct en constructief alle nodige procedures. Het archeologische onderzoek duurde in totaal drie werkdagen en de werf ondervond hiervan zo goed als geen hinder. De aannemer had nog andere werken op de site die gewoon konden doorlopen. De IOED speelde een rol in de opvolging en de communicatie van de toevalsvondst. Op deze site gingen archeologie en nieuwe ontwikkeling hand in hand!
De opgegraven data en skeletten zijn nu veilig geborgen en Geert Vynckier en zijn collega’s onderzoeken ze later dit jaar. Het stadsarchief Herentals en de IOED Land van Nete en Aa zullen hierin ondersteunen waar nodig. Wanneer de archeologen van het agentschap Onroerend Erfgoed hun onderzoek afronden, kan de IOED hopelijk heel wat meer hierover vertellen.

De Augustijnerorde in Herentals

De kloosterorde der Augustijnen is gesticht in 1244 en volgt de regel van St. Augustinus (bisschop van Hippo, 354 – 430). Zij trachten een harmonieuze spirituele gemeenschap in te richten naar voorbeeld van vroegchristelijke gemeenschappen.
De Augustijnen kwamen in 1613 naar Herentals nadat de magistraat hen had gevraagd om de bestaande Latijnse school om te vormen tot een volwaardige Latijn-Griekse humaniora. De stad stelde het godshuis van de Heilige Drievuldigheid ter beschikking van de paters. De eerste paters van het klooster in Herentals, waren afkomstig uit andere kloosters, voornamelijk uit dat van Brussel. In de 17e eeuw legden in totaal 141 Augustijnen in de stad hun gelofte af. Het aantal paters dat er verbleef, schommelde tussen 20 en 25. De eerste steen van de drie hoofdgebouwen van het Augustijnenklooster werd in 1616 gelegd. Geleidelijk werd het klooster verder uitgebouwd: kerk (1626), brouwerij en scheidingsmuur met het Begijnhof (1642), de grote toegangspoort (1617) en de infirmerie (1692).

De Augustijnen gaven les in de Latijnse school, met onderbrekingen, tot het einde van het Ancien Régime. Daarnaast verzorgden zij in en rond Herentals ook mislezingen, preken en namen zij de biecht af. Eigenlijke parochiediensten mochten de paters niet doen, maar religieuze gebeurtenissen in hun kerk werden door lokale inwoners druk bijgewoond. Zo bijvoorbeeld bij de verering van heiligen op feestdagen of het bezichtigen van relikwieën.

Tijdens de Franse Revolutie werd het Augustijnenklooster te Herentals in 1796 opgeheven. Haar goederen en bezittingen werden bij wet door de Franse staat geconfisqueerd. In 1797 werden de laatste 17 leden van de gemeenschap verdreven en uiteindelijk werd het goed in januari 1798 verkocht. In nasleep van deze revolutie kwam de plattelandsbevolking in Vlaanderen kort in opstand tegen de bezetter: de Boerenkrijg. De eerste actie die de Boeren tijdens hun bezetting van Herentals ondernamen, was de heropening van het Augustijnenklooster. Tijdens de slag bij Herentals (1798) werd daardoor de toren van het klooster door Franse soldaten in brand geschoten. Een deel van de gebouwen brandde uit. Van het Augustijnenklooster bleef niet veel meer over dan de infirmerie. Bij de heropbouw van Herentals na de Boerenkrijg gebruikten bewoners ook stenen van het voormalige klooster.

Bronnen:

GORIS, J.-M., Van Augustijnenklooster tot stadsarchief van Herentals (1613-1993)
COOLS, J., Geschiedenis van het College te Herentals, Herentals, 1984