Heikneuters, stropers, grote oorlogen en kleine veldslagen… De Kesselse Heide kent een lange geschiedenis. Wij verzamelden zoveel mogelijk verhalen over dit natuurgebied, gelegen langs de Lindekensbaan, om ze voor het nageslacht te bewaren. Een greep uit deze verhalen vind je onderaan:

Een stukje geschiedenis

Over de eeuwen heen onderging de Kesselse Heide al redelijk wat gedaanteverwisselingen. Het terrein ging systematisch door periodes van zowel her- als ontbossing, o.a. onder impuls van keizerin Maria Theresia van Oostenrijk. Een meer recente verandering gebeurde na Wereldoorlog II, toen het terrein werd ontzaveld en de landduinen verdwenen. In 1972 kwam de site kortstondig in handen van de gemeente Nijlen. Sinds eind jaren ’70 ontfermt de Provincie Antwerpen zich over dit waardevol heidegebied.

Grote en kleine oorlogen

In de 19de en 20ste eeuw was de Kesselse heide een gegeerde plek voor militaire oefeningen. Het werd achtereenvolgens gebruikt door het Belgisch leger (specifiek de regio Achterbist), tijdens Wereldoorlog II door Duitse soldaten en in de naoorlogse periode door de geallieerden. Mensen uit de buurt gingen als kind soms ‘spelen’ met de militairen. Zij deden dan mee met de oefeningen, zoals een wapen zo snel mogelijk terug in elkaar zetten. Vanaf begin jaren ’50 daarentegen was het uit met de pret: de start van de Koreaanse oorlog en meer frequente oefeningen leidde tot strengere regels. Misschien maar goed ook, want de militairen beschikten over zware artillerie.

Op de heide bevonden zich immers verschillende geschutsputten, die deel uitmaakten van de verdedigingslinie rond Nijlen. Ook de bekende ‘Hoefijzerput’ was er zo een. Deze put was oorspronkelijk cirkelvorming en werd (mogelijk) tijdens de Eerste Wereldoorlog uitgegraven om de paarden van de militairen te wassen. Later werd er een landbruggetje toegevoegd, zodat het eilandje in het midden bereikbaar werd. Voor veel mensen uit de streek vormde het een mooie zwemkom en een plaats voor zomers vertier.

zwemmende_kinderen_hoefijzerput

Specifiek voor jongeren was de Hoefijzerput het toneel van vele veldslagen, maar dan van een andere soort: de strijd tussen de ‘clans’ van Nijlen, Kessel-dorp en Kessel-statie (ook gekend als de ‘heikneuters’). In tegenstelling tot de ‘echte’ oorlog, waarvan de heide grotendeels gespaard bleef, ging het er heftig aan toe: een gebroken arm was geen uitzondering. De wapens bestonden o.a. uit houten sabels, een katapult met knikkers en… een ‘klakkebuis’. Dit was een uitgeholde vliertak, waarin men een kleinere tak stopte. Hiermee kon men dan kleine bessen afschieten. Het doel van elke clan? Verover het eiland en plant jouw vlag (in realiteit een vod). Als dit gebeurde zonder zichtbare of zware verwondingen, dan kwamen er thuis misschien geen ‘vodden’ van. Maar een vuile broek was waarschijnlijk onvermijdbaar.

Gelukkig kon de heide ook dagelijkse huishoudelijke taken aan. Vooraleer het moderne comfort zijn weg vond in onze huiskamers, gebruikten mensen in de buurt immers één van de twee wasputten op de heide. Deze putten waren ongeveer 3m op 4m. Ze werden uitgegraven op plaatsen waar een ondergrondse stroom of bron was. Eentje was te vinden op de Hoge Heide, de andere waar nu schuimrubberproducent Artilat is gevestigd.

Hou(d)t de dief!

Tijdens de harde oorlogsjaren gingen mensen op de heide vaak op zoek naar brandhout. In het holst van de nacht zijn toen veel bomen gesneuveld, maar de meest bekende is waarschijnlijk de betboom. Deze rijzige boom vormde een herkenningspunt en werd door militairen ook gebruikt als uitkijkpost. Lange tijd werd deze boom zelfs voor mensen die wanhopig op zoek waren naar middelen om zich te verwarmen, gezien als off limits. Het verhaal gaat dat kort voor Kerstmis 1943, de betboom uiteindelijk werd geveld door Gustje Pijp en de ‘kleine Kennes’, zoon van de barbier van Kessel. Gedurende de hele nacht zaagden zij de omgehakte boom in stukken, om hem daarna met paard en kar naar het huis van Gustje te slepen. Daarmee was een icoon van de Kesselse Heide gesneuveld, maar kon de oorlogswinter toch overbrugd worden.

Ook in vredestijd vonden mensen hun gading op de heide. Zo kon men er molbonen vinden, waarvan molbonensoep werd gemaakt. Niet iedereen was echter tevreden met een kommetje soep, en dus waren er op de heide ook stropers actief. Merels, mussen, spreeuwen, … allemaal werden ze gevangen, in volwassen vorm of als een eitje. Sommigen kwamen ermee weg, anderen hadden minder geluk.
Zo werd één stroper op heterdaad betrapt door gendarmen, die meteen de achtervolging inzetten. De stroper was echter een kennis van een familie die een huis had vlakbij de heide. Zij lieten hem binnen en verborgen hem op zolder. Ze voorzagen hem zelfs van eten en drinken. Almaar goed ook, want hoewel de gendarmen niet zomaar konden binnenstormen, vatten zij post bij de deur. De hele dag wachtten zij om de stroper te vatten, wanneer hij zou buitenkomen. De grootvader van de familie had echter een plan: hij verwisselde van kledij met de stroper en ging buiten een karwei verrichten. De gendarmen dachten hun stroper te herkennen en gingen erop af. Toen ze echter doorhadden dat het niet degene was die ze zochten, zijn ze kwaad afgedruipt…

Nog meer verhalen?

Dit en andere erfgoedverhalen konden wij tot nu toe al verzamelen. Heb je zelf nog een goed verhaal over de Kesselse Heide? Of bepaalde voorwerpen, prenten, foto’s, … in jouw bezit? Wil je graag bijdragen tot het in stand houden van de geschiedenis van de heide? Neem dan contact op met domeinwachter Doenja via kesselseheide@provincieantwerpen.be.


Het verzamelen van erfgoedverhalen rond de Kesselse Heide is een initiatief van de Provincie Antwerpen, Regionaal Landschap Rivierenland, Gemeente Nijlen en IOED Berg en Nete.

 

Foto’s: magazine Salvator, edities juni en december 1982.