Ann Vrancken is één van de weinige mandenvlechters in de Kempen. Van 1996 tot 2001 woonde Ann in Denemarken. Daar is haar passie voor het mandenvlechten ontstaan. In 1999 vlocht ze haar eerste mand tijdens een cursus. Terug in België pikte ze de draad weer op. Zo volgde ze meerdere workshops en lessen bij Anne Hermans in België en later ook bij Agnete Diemer in Denemarken. Beide vlechters kregen hun opleiding aan de Franse school voor mandenvlechten, de “Ecole Nationale d’osériculture et de vannerie” te Fayl-Billot.

De vele lessen in Denemarken, naast bij Agnete Diemer ook bij tal van andere vlechters, hebben een invloed op de soort manden die ze maakt. In Denemarken spreekt men van “gebruikskunst”. Dit wil zeggen dat niet alleen de functie van belang is, maar de vorm en eigenheid van de mand zeker even belangrijk zijn.

Het proces van mandenvlechten

Mandenvlechten is een uniek ambacht waarbij men met specifieke vlechttechnieken manden met verschillende vorm en functie maakt. Hiervoor gebruikt men wilgentakken, ook wissen genoemd.

Het proces begint met het oogsten van de wissen en ze te sorteren per grootte en dikte. Voor het vlechten van een mand heeft men wissen van specifieke lengte en specifieke dikte nodig. Voor men aan de mand kan beginnen. Waarvan ze in bundels worden gedroogd. Dit proces duurt enkele weken. De dikkere wissen zullen bijvoorbeeld de stekken, dit is de basis, worden en de dunnere de inslag, bepaalt het model en soort, het is de rand van de mand. Het is belangrijk dat de wissen in verhouding zijn. Na de selectie worden de wissen minstens een week te week gelegd in water. Zo worden ze plooibaar en zijn ze bruikbaar om manden te vlechten.

De stekken vormen het geraamte van de bodem. Ze vormen de basis waarop het vlechtwerk wordt opgebouwd. Bij het vlechten van een basis, ronde of ovale mand, worden de stekken op een bepaalde manier in elkaar geschoven. Hierna begint men aan het vlechten van de bodeminslag met dunne wissen om de bodem te creëren.

Als de bodem gevlochten is, kunnen we staken tussen het vlechtwerk van de bodem steken. De staken worden aangepunt en aan weerskanten van een stek gestoken. Voorzichtig worden de staken verticaal opgetrokken door met een mes in elke staak te prikken, daar waar ze uit de bodem van de mand komt. Dit zorgt ervoor dat de staken niet gaan breken. De staken worden bovenaan verzameld en vastgebonden. De vorm van de mand wordt dan duidelijk.

Hierna kan men beginnen met het vlechten van de opgerichte wanden van de mand. Eerst vlecht men de kim. De kim, het dikkere verstevigende vlechtwerk, heeft voornamelijk een verstevigende en vormgevende functie. De kim is bepalend voor de uiteindelijke vorm van de mand.

Bovenaan gaat men terug een kim vlechten ter versteviging van de mand. Tussen de twee kimmen komt de inslag. In de inslag is er veel variatie mogelijk: Franse eer, Hollandse eer, zigzagvlecht, ezelsvlecht, matten, …

Tot slot wordt de rand of boord gemaakt. Hiervoor worden de staken platgelegd en vervlochten. Men kan hiervoor verschillende technieken gebruiken.

Er is een mogelijkheid om oren, een hengsel of een deksel te bevestigen aan de mand. Zo kan je wasmanden, plukkorven, handtasjes, rugzakken en zo veel meer creëren.

Mandenvlechten vroeger en nu

Mandenvlechters waren vroeger, voor de plastic bestond, noodzakelijk. Ze waren verspreid over heel België, maar je vond enkele grotere gemeenschappen terug aan de Maaskant en in Bornem. Aan de Maaskant in Dilsen-Stokkem is er een mandenvlechtmuseum opgericht. In de Kempen kan je momenteel nog één andere werkplaats vinden waar manden worden gevlochten, met name de Ratelaar in Geel. In België is er een grote kweker van wissen, in Eksaarde.

Niet alleen in België werden manden gevlochten, maar overal ter wereld. Vroeger werden de manden gemaakt met materiaal dat lokaal voorhanden was. In Afrika gebruik(t)en ze bijvoorbeeld palmbladeren, hier waren dat wilgen. Ze groeien snel, zijn buigzaam en sterk. Een ideale combinatie om een mand te vlechten. Ze hebben in Afrika andere vlechttechnieken omdat de materialen zo verschillend zijn. Dus afhankelijk van het materiaal gebruikt men andere technieken.

Vroeger volgde men een handleiding per soort mand, waarvan men niet afweek. Dit deden ze omdat de manden specifieke functies hadden. Vandaag is er meer vrijheid en dus creativiteit in het mandenvlechten. Creativiteit wordt geapprecieerd en aangemoedigd.  In onze moderne tijden zijn de functies voor een groot stuk overgenomen door objecten in andere materialen zoals plastiek en karton. Daardoor is de focus van het vlechtwerk vaak verschoven naar het esthetische aspect. Als mandenvlechter kan je blijven leren over nieuwe technieken en nieuwe soorten manden. Er zijn ook samenwerkingen met designers. Het ambacht evolueert, maar basisvlechttechnieken blijven de basis.

Natuurlijk heeft een vlechter voorkeuren voor technieken en manden. Ann vlecht veel spiraalvlecht en maakt graag bolle manden en organische manden. Maar ze blijft nieuwe technieken ontdekken door cursussen te blijven volgen.

De Ullewanne

Het ambacht van het mandenvlechten was ooit met uitsterven bedreigd, maar momenteel groeit de interesse opnieuw. Dit kan je merken aan de grote interesse voor de cursussen die Ann geeft. Ann is dan ook een Erkend Ambachter. Deze titel heeft ze verdiend door haar grote kennis. Zou je graag eens een cursus bijwonen, neem dan zeker een kijkje op haar website www.ullewanne.be. Je kan Ann zeker treffen op gelegenheidsmarktjes om een babbeltje te doen en eventueel een mand naar jouw keuze te kopen. En voor extra informatie kan je na een afspraak ook altijd terecht in haar atelier De Ullewanne.

De Ullewanne is een speciale mand met een speciale functie. Het was een balvormige mand met een kleine rechthoekige opening bovenaan en een handvaatje. De herders gebruikten deze vroeger om tijdens het schapen drijven de wol van de schapen die aan takken bleef hangen, te verzamelen. Vanuit deze mand konden ze dan ’s avonds spinnen. In de winter werd de mand gebruikt om walnoten te drogen en te bewaren. Dit gebruik kennen we nu nog altijd.